De Reis van de Hindoestanen – Van India naar Suriname en Verder naar Nederland

Inleiding
Op 5 juni 1873 zette het eerste schip, Lalla Rookh, voet aan wal in Suriname met aan boord 410 Brits-Indische contractarbeiders. Deze datum markeert het begin van een belangrijk, maar vaak pijnlijk hoofdstuk in de Hindoestaanse geschiedenis. Tussen 1873 en 1916 werden in totaal ruim 34.000 Hindoestanen onder contract naar Suriname gehaald vanuit het toenmalige Brits-Indië (voornamelijk uit de regio’s Bihar en Uttar Pradesh). Wat hen te wachten stond was verre van het beloofde ‘betere leven’.
Werving en misleiding in India
De werving vond plaats onder de armste bevolkingslagen. Veelal werden mensen misleid door arkatis (wervers), die gouden bergen beloofden: goed werk, eerlijke betaling en de mogelijkheid om terug te keren na vijf jaar. De realiteit was echter anders. Velen konden niet lezen of schrijven en wisten niet dat ze een contract tekenden dat hen onderwierp aan een systeem van semi-slavernij.
De overtocht: een reis vol lijden
De overtocht vanuit India naar Suriname duurde gemiddeld drie maanden. Mannen, vrouwen en kinderen werden samengepakt in onhygiënische omstandigheden aan boord van schepen zoals de Lalla Rookh, Avon en Mutlah. Ziekten als dysenterie, scheurbuik en cholera eisten onderweg vele levens. De doden werden zonder ritueel of afscheid in zee gegooid. De overlevenden kwamen fysiek en mentaal verzwakt aan in Paramaribo.
Het leven op de plantages
Eenmaal aangekomen, werden zij tewerkgesteld op plantages in de suiker-, koffie- en cacaoproductie. De leefomstandigheden waren erbarmelijk: lange werkdagen, lage lonen, ondervoeding, slechte huisvesting en mishandeling door opzichters. Bij verzet volgde opsluiting of looninhouding. Contracten werden niet nageleefd en velen kregen geen mogelijkheid tot terugkeer. De koloniale overheid nam de rechten van de arbeiders nauwelijks serieus.
Van contractarbeider naar vrije burger
Na afloop van de vijfjarige contractperiode kregen de arbeiders een keuze: terugkeren naar India (tegen betaling) of zich vestigen in Suriname. Een deel keerde terug, maar het merendeel bleef, vaak omdat zij geen geld of netwerk meer hadden in India. Velen vestigden zich als kleinschalige landbouwers of gingen in loondienst elders. Zij vormden de basis van de Hindoestaanse gemeenschap in Suriname.
Migratie naar Nederland na onafhankelijkheid
Op 25 november 1975 werd Suriname onafhankelijk van Nederland. In aanloop naar deze gebeurtenis, en uit angst voor politieke instabiliteit, economische onzekerheid en discriminatie, besloten ongeveer 40.000 Hindoestanen – een derde van de gemeenschap – om vóór de onafhankelijkheid Suriname te verlaten en zich in Nederland te vestigen.
De migratie naar Nederland was opnieuw een breuk met het verleden, maar ook een zoektocht naar veiligheid, vooruitgang en stabiliteit. In Nederland bouwden de Hindoestanen gestaag aan hun toekomst, met inzet op onderwijs, arbeid en gemeenschapsopbouw.
Erfgoed en herinnering
De Hindoestaanse gemeenschap draagt tot op de dag van vandaag de sporen van deze historische migraties. De verhalen van lijden, veerkracht en wederopbouw worden doorgegeven van generatie op generatie. Jaarlijks wordt 5 juni herdacht als de Dag van de Hindoestaanse Immigratie, waarbij respect wordt getoond voor de voorouders die deze moeilijke reis maakten, en erkenning wordt gegeven aan hun bijdrage aan Suriname en Nederland.
Slotwoord
De reis van de Hindoestanen – van India naar Suriname, en van Suriname naar Nederland – is een verhaal van pijn, kracht, overleving en hoop. Het is een herinnering aan onrecht, maar ook aan het vermogen van een volk om zich telkens opnieuw te vestigen, te ontwikkelen en cultureel overeind te blijven.