Mahabharata 11. Stri Parva (Het Boek van de Vrouwen)

Sanskriet: कलेशोऽधिकतरस्तेषामव्यक्तासक्तचेतसाम्।
Transliteratie: kleśo’dhikataraḥ teṣām avyaktāsakta-cetasām
Vertaling: Groot is hun lijden, wiens geest gehecht is aan het onzienlijke.
Overzicht: Het Stri Parva, het elfde boek van de Mahabharata, beschrijft de immense rouw en het verdriet van de vrouwen na de verwoestende oorlog van Kurukshetra. Deze vrouwen, zowel van de Kaurava’s als de Pandava’s, moeten het verlies van hun echtgenoten, zonen, broers en vaders verwerken. Het hoofdstuk toont de menselijke kant van de oorlog, waar helden niet alleen krijgers zijn, maar ook de mensen die achterblijven om het verlies te dragen.
Belangrijke inhoud: In dit boek beschrijft de Mahabharata de emotionele gesprekken tussen de overlevenden en de doden. Koningin Gandhari, de moeder van de Kaurava’s, vervloekt Krishna omdat hij de vernietiging van haar familie niet heeft voorkomen, ondanks zijn goddelijke krachten. Dit hoofdstuk benadrukt de intense pijn en het diepe verdriet dat oorlog met zich meebrengt, vooral voor degenen die niet direct deelnemen aan de strijd.
Betekenis: Het Stri Parva legt de nadruk op de destructieve gevolgen van oorlog, niet alleen voor de strijders, maar ook voor hun families. Het lijden van de vrouwen symboliseert het verlies van hoop en de wreedheid van het leven in een wereld geteisterd door conflict. Het hoofdstuk dient als een krachtige herinnering aan de kosten van oorlog en de blijvende impact op degenen die achterblijven.